Ik heb nog nooit van de persoon aan de andere kant van de lijn gehoord. Een nogal deftige vrouwenstem.
‘Mijn man is overleden. Wilt u de uitvaartdienst leiden?’ Ik ken haar niet. Ik weet niet hoe ze leeft, wat ze gewend is ’s morgens te eten of hoe ze eruitziet. Toch ontstaat op het moment dat ze me belt, door haar stem en door wat ze zegt, een connectie. Haar antwoorden op mijn vragen zijn een tip van de sluier over wie deze mensen zijn. Met namen en een uitvaartdatum, maar verder blanco, sta ik die middag bij de voordeur van een groot huis.
Voordat ik aanbel, visualiseer ik in mezelf een prisma. In mijn innerlijke ruimte zie ik dit doorzichtige voorwerp. Geslepen in zulke vlakken dat als er licht op schijnt, er gekleurde stralen ontstaan. Natuurlijk is het niet letterlijk. Ik heb niet eens een prisma bij me, laat staan dat ik er eentje in mijn lichaam draag. Maar magisch denken is gelukkig niet gebonden aan letterlijkheid.
Deze mevrouw, haar overleden man, haar eventuele kinderen of dierbaren, wie ik ook ga ontmoeten: wie zijn jullie? Wil je je kleur bekennen? Wil je me vertellen waar het over gaat? Wie je man was? Kom uit de verf en laat me hem zien?
Een dame met opgestoken haar gaat me wankelend voor naar een ronde tafel. Er staat een ziekenhuisbed in de eetkamer, sinds gisteren nadrukkelijk leeg.
De oxycodon die ze slikt omdat haar bijna negentigjarige rug het verzorgen van haar zieke geliefde slechter aankon dan haar wilskracht dacht, maakt haar een tikje onhelder maar ik noteer alle gehusselde, scherpzinnige tussenzinnetjes:
Jouw rode draad is het verhaal van jou en je man, die zesenzestig jaar je onafscheidelijke liefde was. Jullie kind is overleden. Jullie andere kind al jongbejaard. Je man werd blind maar was een visionair. Je stem is krachtig melodieus, je keurige Nederlands vol Engels omdat jullie veel reisden. Jullie zeilden, discussieerden en feestten, zijn avontuurlijke sterke geesten. Je laat me twee teksten zien die je graag wil gebruiken en speelt muziek op een antieke installatie. ‘Une belle histoire’ is het belangrijkste nummer voor jouw Leonard.
Ik schrijf deze ‘belle histoire’ en als ik haar nog een keer opzoek, een paar dagen voor de uitvaart, begroet ze me als een oude vriendin. Ze geeft me thee en taart en ik lees haar het verhaal van Leonard voor. Met een smetteloze zakdoek dept ze haar tranen.
‘Kind, wat is dat geweldig. Dit is hem ten voeten uit. En al die vondsten. Hoe weet je dat?’ Haar hand die de mijne vastneemt is prettig warm en stevig. ‘Wil je nog iets eten? Wacht, ik geef je iets mee.’ Ze staat met moeite op. ‘Houden jullie van cheesecake?’ roept ze vanuit de keuken.
Lachend weerhoud ik haar ervan de halve koelkastinhoud aan me mee te geven. En lachend doe ik haar voordeur achter me dicht.
Tjonge, wat houd ik van mijn werk.
- Nelleke -
Reactie plaatsen
Reacties
Wat een mooi verhaal. En heel herkenbaar: jezelf met hart en ziel openstellen om de ander in al zijn (kleur)nuances te zien en te voelen. Dat maakt werkelijk contact mogelijk. En jij kunt zo mooi verwoorden wat je dan ziet in de ander!
Wat mooi dat je met jouw werk zo dichtbij mensen komt. Je gaat met iemand meteen op zoek naar de essentie. En het is zo fijn om te lezen dat ze je taart geeft en zelfs cheesecake aanbiedt. Dat geeft me het vertrouwen dat ze na het verdrietige verlies van haar Leonard haar weg weer zal vinden.